In 1348 brak in Firenze – de mooiste van alle Italiaanse steden – de pest uit, die dood en verderf zaaide. In die droevige tijd, toen de stad van bijna al haar inwoners was beroofd, ontmoetten in de Santa Maria Novellakerk zeven jonge vrouwen elkaar op een dinsdagochtend. Zij beraamden het plan om de stad te verlaten en ten volle van het leven te gaan genieten op een landgoed buiten Firenze. Drie jonge mannen, op zoek naar hun geliefden onder het vrouwelijke gezelschap, sloten zich bij hun plan aan. Ze lieten er geen gras over groeien en verlieten de volgende dag samen de stad.
Op het landgoed te midden met weiden en prachtige tuinen stelde Pampinea, één van de vrouwen, voor een leider aan te stellen, aan wie het gezelschap respect en gehoorzaamheid was verschuldigd en wiens taak het was het verblijf zo aangenaam mogelijk te maken. Om ieder de lusten en de lasten van het leiderschap te laten ervaren en om geen afgunst te creëren, werd ieder om beurt hiermee voor één dag belast. Zo spraken ze af om op het heetste van de dag een verhaal te vertellen. De vertellers zouden tien dagen lang dagelijks elk een verhaal brengen, meestal rond een bepaald thema of opdracht.
Deze honderd verhalen vormen de Decamerone, het literaire meesterwerk van Giovanni Boccaccio. We selecteerden er zes ondeugende vertellingen uit.